gebouw
Knipscheerorgel uit 1846
De roerfluit en de quint, de bourdon en de gemshoorn, ze zitten er allemaal op!
Dan hebben we het over het wondermooie Knipscheerorgel in de historische kerk aan de Zaan (Noordeinde) te Wormerveer. De geschiedenis van dit orgel gaat terug tot 1846, het jaar waarin de Amsterdamse orgelmaker Hermanus Knipscheer II (1802-1874) zijn kunstwerk voltooide met manuaal en bovenwerk, aangehangen pedaal en manuaalkoppel. Dit voor de kenners.
De ene organist improviseert er op, verfijnd en ingetogen, de ander zet vol overtuiging alle registers tijdens de gemeentezang open en een derde weeft door de plechtige psalmen en gezangen zijn eigen evangelische opvattingen heen. Allen genieten op hun manier van het orgel met de vele mogelijkheden en de gemeente met hen. In 2004 is de laatste fase van de restauratie voltooid: de schwimmerbalg maakte plaats voor een magazijnbalg en de beide tongwerken werden geplaatst.
Onderdelen van her en der
Delen van het orgel hebben forse omzwervingen gemaakt alvorens in Wormerveer terecht te komen. De balg bijvoorbeeld was afkomstig van het voormalig Maarschalkerweerdorgel uit de Hervormde kerk te Geervliet (1905). In de negentiger jaren werd gebruik gemaakt van Knipscheerwerk uit het orgel van de Westerkerk te Amsterdam. De nieuwe klaviatuur, in 1983 voltooid, werd vervaardigd naar voorbeeld van het Knipscheerorgel in de Hervormde kerk te Oostzaan (1859). Nieuwe mechanieken en detailleringen werden ontleend aan het orgel in de Hervormde kerk te Muiden.. Voor ons orgel, zoals het er nu bijstaat, zijn restaurateurs als Mense Ruiter (hij voltooide de eerste fase van de reconstructie van de toestand van 1846) en Jan Jongepier niet over één nacht ijs. We noemen dan nog niet eens de vele inspanningen van organisten en kerkvoogden uit Wormerveer en de vele bijdragen van gemeenteleden voor het orgelfonds, dat nog steeds bestaat en waaruit het onderhoud van het orgel moet worden bekostigd.
Flentrop vernieuwt
Zo erg veel was er niet uit 1846 overgebleven, want in 1927 plaatste Hendrik Wicher Flentrop een vrijwel nieuw pneumatisch orgel in de oude kast waarin ook wat oud pijpwerk was opgenomen. De windvoorziening werd in 1950 vernieuwd en tien jaar later vonden weer enige dispositiewijzigingen plaats.
In het kader van de algehele restauratie van het kerkgebouw kreeg D. A. Flentrop in 1970 de opdracht het oorspronkelijk Hoofdwerk op te bouwen. Deze opdracht werd uiteindelijk niet uitgevoerd, maar heeft wel geleid tot een merkwaardige splitsing van het instrument. De lade van Manuaal I, met daarop enig pijpwerk, werd achter het front gelegd, maar niet aangesloten. Windlade en pijpwerk werden in een noodopstelling op de galerij geplaatst en aangesloten op een speeltafel uit 1927. De kast werd geschilderd in een roomwitte kleur. Pas in 1983 werd een nieuwe windlade voor het Hoofdwerk gemaakt. Het Bovenwerk kwam in 1990 aan de beurt.
Bourdon het oudst
In de loop der jaren werden een woudfluit 2 vervangen door een Voix Celeste 8, de Fluit 4 door een Quint 3 en 1990 was ook het jaar voor de intrede van een Viola di Gamba 8, een Prestand D 8, een Octaaf 4, een Dwarsfluit 4 en een Gemshoorn 2. In 2003 kwamen eer een Trompet B/D en een Dulciaan 8 bij. Het alleroudst is de Bourdon 8 uit het Bovenwerk die uit 1845 dateert.
Bron: Mense Ruiter orgelmakers, Jan Jongepier en P. van Dijk, Het Historisch Orgel in Nederland 1840-1849, Amsterdam 2002.
(Auteur: Corry de Berg-Hoogerheide)